E.W.Dijkstra
Om U de gelegenheid te geven in te grijpen met "Ja maar, zo had ik het niet bedoeld." geef ik de conclusies, die ik gemeend heb te kunnen verbinden aan Uw reacties op mijn filmplan. Twee leden hebben zich van commentaar onthouden, omdat ze geen duidelijke voorstelling hadden van wat mij voor ogen zou kunnen zweven; accentverschuivingen daargelaten reageerden de overige leden eigenlijk unaniem.
Aan de zinvolheid van het doel werd niet getwijfeld, in het bijzonder
1) verantwoorde voorlichting over rekenautomaten aan middelbare scholieren is belangrijk;
2) het lijkt niet uitgesloten, dat men in het beperkte bestek van een film (ik denk aan drie kwartier) iets overdraagt, dat voldoende de moeite waard is.
Het werd niet misplaatst geacht, dat ik een dergelijk project zou aanzwengelen, resp. zou doen uitvoeren. Spontane suggesties om vooral die en die er bij te betrekken, waarschuwingen om er niet teveel tijd in te steken etc., vat ik in eerste instantie samen als een unanieme waarschuwing me niet te ver te begeven buiten het terrein van mijn erkende competentie. Men deelde unaniem mijn overtuiging dat een dergelijk project, hoe dan ook uitgevoerd, heel omvangrijk zal zijn. Ik beschouw Uw positieve reacties dan ook niet als toestemming het project onafwendbaar in gang te zetten, wel als aansporing voor terreinverkenning, opdat ik tegelegenertijd een wat beter gedocumenteerd voorstel ter discussie kan stellen. Omdat de verkenningen, waarop de definitieve beslissing genomen moet worden al vrij kostbaar zullen blijken, moeten we eerst de goedkope verkenningen uitvoeren en op grond van de uitkomst beslissen, of we doorgaan met verkennen. Kortom, we moeten ons voorbereiden op een meertraps- beslissing.
Ik stel me het begint van de verkenningen als volgt voor.
In de eerste fase moeten we een voorstel maken over de inhoud van de film, dwz. de er in te behandelen onderwerpen (voorbeelden) en een schets van hoe we ons hun presentatie voorstellen. Dit lijkt me het urgentste om de volgende redenen:
1) als hieruit blijkt, dat wat we kunnen bedenken, niet voldoende de moeite waard is, kunnen we er meteen mee ophouden;
2) in onze onmiddellijke nabijheid zijn genoeg mensen met interesse, met benul van het vak, van het kinderzieltje en -in iets mindere mate- van het medium, om de hoop te rechtvaardigen, dat er iets verantwoords uitkomt; vooral als we ons in dit stadium de beperking opleggen niet te veel in filmische details te treden, lijkt het gevaar van competentieoverschrijding me niet onacceptabel groot;
3) het lijkt gewenst, dat er een streng draaiboek is, voordat enigszins intensieve samenwerking met heel andere mensen geentameerd wordt: als je anderen echt interesseert voor een nog vaag plan loop je nl. het gevaar, dat er evenveel films als geinteresseerden geconcipieerd worden;
4) genoemde verkenning (inhoud en schets van de vorm) is niet duur en wel leuk.
Vervolgens zou een stukje -zeg van 2 minuten- proeffilm gemaakt moeten worden. In een zo vroeg mogelijk stadium moeten we ons op ons zwakste punt controleren en als alles heel anders uitpakt dan we ons gedroomd hebben, dan is het bij nader inzien dus toch niet zo'n goed idee en moeten we er mee stoppen. Bij gebrek aan nadere gegevens houd ik voor de uiteindelijke versie een richtprijs van f 5000,-/minuut aan; een proefstukje van 2 minuten kan wat minder mooi, anderzijds zit je natuurlijk daar al met aanloopkosten. De beslissing het proefstukje metterdaad te gaan maken vergt dus een weloverwogen oordeel, m.a.w. dit moet in de tweede fase plaatsvinden.
In de eerste fase kunnen we voorzichtig exploreren, hoe dit proefstukje gemaakt zou kunnen worden. Zolang we nog geen stevig draaiboek hebben, moeten we echter voorzichtig zijn met polsen. In de eerste fase kan het eventueel maken van een proefstukje slechts besproken worden met iemand, die bereid is, zich uit het project terug te trekken, nadat hij het proefstukje gemaakt heeft. Is zo iemand niet te vinden, dan wordt het zoeken van een maker van het proefstukje tot het zoeken naar een maker van de film en verschuift dit dus naar de tweede fase.
De regels, die ik mij voor dit overleg met U heb opgelegd, impliceren, dat mijn plannen doelbewust vager worden, naarmate ze verder in de toekomst liggen. Het stadium, dat we aan het einde van de tweede fase van de verkenning bereikt moeten hebben, duid ik dus slechts aan. Het zou het volgende moeten omvatten.
1) | er zou een proefstukje moeten zijn |
2) | er zou een reele kostenbegroting moeten zijn (dit moet dan mogelijk zijn) |
3) | er zou een inzicht in de financieringsmogelijkheden moeten zijn |
4) | er zou een inzicht in de materiele fabricagemogelijkheden moeten zijn |
5) | er zou een overzicht moeten zijn van de bij het project betrokken mensen, inclusief aard en omvang van de door hen te spelen rol; zonder zich aan beroepsdidacten en paedagogen te verkopen, zal nauwlettend moeten worden gecontroleerd, of hun verenigde competentie geen baarlijke lacunes vertoont. |
6) | er moet een beeld zijn van hoe de feitelijke fabricage georganiseerd gaat worden. |
E.W.Dijkstra