HOME

[Beantwoording ener enquete]

Show original manuscript
1.1. Prof.dr. E.W. Dijkstra.
1.2. Fundamentele Programmering.
1.3. Onderafdeling der Wiskunde.
1.4. Het ontwerp van een discipline ter verhoging van ons programmerend vermogen.
          De nadruk ligt hierbij op het compositieproces zelve. Eerste onderzoekingen
          hebben aangetoond:
          a. dat men niet een enkel programma maar een klasse programma's in beschouwing
                 moet nemen;
          b. dat het essentieel is deze klasse zonder "duplicering" te kunnen beschij-
                 ven opdat wat verschillende programma's uit de klasse gemeenschappelijk
                 kunnen gebruiken ook slechts eenmaal in de hele opbouw voorkomt;
          c. dat de logische beheersingen van "uitgestelde beslissing" en "gewijzigde
                 beslissing" zo sterke overeenkomst vertonen, dat het vruchtbaar is om
                 van "adaptability" een van de belangrijkste ontwerpcriteria te maken.
     We rekenen erop, dat dit project kan uitmonden in de constructie van een
     "programming tool".
1.5. Ja, maar het project is nog in het papieren stadium.
1.6. Het project staat op het werkprogramma: hoe definitief zal afhangen van
          hoe veelbelovend het blijft. Op het moment verwachten we er bijzonder veel
          van.
1.7. Als de ontwikkeling van discipline naar "programming tool" doorzet, is het
     bespelen van terminals een hoeksteen.
     Dus c., hoewel ik niet wil kiezen, of onze invoer "data" of "programma"
     genoemd moet worden: bij de mechanisatie is de bedoeling van een machine
     gebruik te kunnen maken voor de opbouw van grote programma's. Zo je wilt
     kan dit project gezien worden als een poging op systematische wijze via
     terminals programma's op te bouwen.
1.8. In de komende jaren: ik houd er rekening mee, dat in 1970 de behoefte aan
     access gaat spelen.
1.9. Het project wordt uitgevoerd door de groep Fundamentele Programmering;
     wij hopen ook afstudeerders hierin te kunnen betrekken. De vraag "Wie maakt
     de programma's" ligt wat moeilijk: het project is niet anders dan het
     maken van programma's. We hopen op een bootstrapping, waarbij het systeem
     in embrionale vorm reeds gebruikt kan worden bij zijn eigen opbouw.
1.10 Moeilijk. Het systeem bespelen en gebruiken valt nl. onder "programmeerwerk",
     Hoe groot het embrio zal zijn, met andere woorden hoe effectief de boot-
     strapping is nog niet te begroten.
2.1. Twee terminale simultaan ter beschikking lijkt een minimum, nodig om
     de relevante logische problemen van programmawijziging tijdens programma-
     activiteit reeds te ontmoeten. Als het systeem een standaardfunctie in
     het programmeerpracticum krijgt, hangt de behoefte af van studentenaan-
     tallen. Als het project uitgroeit boven de status van "workshop" en
     algemeen gebruikt programmeergereedschap wordt, ligt dit kwantitatieve
     aspect nog heel anders. (Maar dit laatste verwacht ik niet voor, zeg, 1972.)
     In aard van terminal aarzelen we tussen teleprinter en character display
     met toetsenbord. De schatting is, dat character display met toetsenbord het
     belangrijkste actieve element wordt en uitvoer op andere media niet door
     de "programma componist" gezien hoeft te worden.
2.2. Niet te schatten.
2.3. Een groot secundair geheugen, opgewassen tegen "resident information"
     lijkt een conditie sine qua non voor succesvolle mechanisatie.
2.4. Als het programmeergereedschap groeit tot wat ik hoop en het gebruikt
     wordt voor de simultane opbouw van een aantal grote programma's, zal er
     emplooi zijn voor millioenen woorden secundair geheugen. (Elders is de
     bruikbaarheid van secundair geheugen onderschat!) Behoefte aan primair
     geheugen is slecht te schatten: veel zal er van afhangen, hoeveel terminals
     ermee spelen en of het van "workshop" groeit tot productiegereedschap.
     Eerste exploratie wijst wel in de richting dat een eventuele scheiding
     tussen het mechanisme voor programma compositie en dat voor programma
     executie alleen maar artificieel is.
2.5. Ik hoop op den duur continu.
2.5.1. Ik weet niet, hoe ik deze vraag moet beantwoorden.
2.5.2.  "   "     "    "  "    "   "     "        "
2.5.3.  "   "     "    "  "    "   "     "        "
2.5.4.  "   "     "    "  "    "   "     "        "
2.5.5.  Veel, maar het mag van mij ook in primair geheugen.
2.6.   Ik weet niet, hoe ik deze vraag moet beantwoorden.
2.7. Soms seconden, soms uren (zie 2.1.)
2.8. Ik weet niet, hoe ik deze vraag moet beantwoorden.
2.9. Informatieverlies is een klein rampje, scheduled maintenance hindert
     nauwelijks.
2.10.Essentieel (zie boven).
2.11.Vraag niet van toepassing.
2.12.Geen, voor zover ik zie.
2.13.Geen.                      
3.1. Ik weet niet, of het dit doet (als met locale apparatuur rekenapparatuur
     bedoeld is). Het hangt er erg vanaf, in hoeverre de harde software van de
     centrale machine tegen deze nieuw manier van machinegebruik op realistische
     manier is opgewassen.
3.2. Niet van toepassing.
3.3. Als het met locale apparatuur moet op den duur hoop ik 8 uur per dag.
3.4. Ik weet niet hoe ik deze vraag moet beantwoorden.
3.5. Ja (zie 2.4 laatste zin), nee als niet voldaan is aan laatste zin van 3.1.
4.   Niet van toepassing.