De bestudering van de eerst reacties van collegae Verbeek en Whitfield heeft mij geen aanleiding gegeven passages in EWD555 te herzien, te relativeren of te versterken. Wel voel ik de behoefte tot enkele aanvullingen.
1) De eerste reacties mijner collegae hebben mijn indruk versterkt dat van Leeuwen niet voor zijn taak berekend was: professioneel te smal en als verslaggever incompetent. Ik moet de Raad van Advies dan ook op het hart binden in volgende gevallen bewust en zorgvuldig iemand van hoger kaliber aan te zoeken. Dit klemt des te meer omdat het niet ongebruikelijk is dat, waar in een gevoelige situatie juist iemand van gewicht nodig is, uit "veiligheidsoverwegingen" maar al te vaak een te lichte, te kleurloze of onvoldoend krachtige candidaat naar voren geschoven wordt. Van Leeuwen's incompetentie als schrijver is zo manifest, dat de Raad van Advies of hiervan op de hoogte geweest moet zijn, of de man überhaupt niet kende. In beide gevallen signaleer ik ernstige onzorgvuldigheid.
2) Op soortgelijke gronden moet de Raad van Advies zich afvragen of hij voldoende gelukkig is met zijn voorzitter: de reacties in eerste ronde maken bv. duidelijk dat zijn brief WLvdP/JN/LBD d.d. 29 januari 1976 geen schoolvoorbeeld van duidelijkheid is.
3) Een zin in Whitfield's eerste reactie herinnerde mij aan een punt, dat ik wel gezien had, maar waar ik toen ten onrechte verder geen aandacht aan heb geschonken. Het betreft de passage in het Kort Commentaar op pg. 5 (regel 7 - 14 van boven) over de onvervulbare sous-chef-vacature.
Dat een leidende functie op het Mathematisch Centrum onvervulbaar blijkt, is ronduit alarmerend. De oorzaken van deze onvervulbaarheid komen in de Beschouwing niet aan de orde; in het Kort Commentaar wordt zij voorgesteld als "one of the facts of life":
"Ik moge echter bekend veronderstellen hoe moeilijk het is in Nederland ervaren praktische informatici —liefst gepromoveerd— te vinden die een academische of vergelijkbare functie ambiëren."
Maar dat kan het hele verhaal niet zijn! Ik struikel om te beginnen over het "academische of vergelijkbare functies". Van mij, die mijn gewone toga over de haag geworpen heb, kunt U alle begrip verwachten over de moeilijke vervulbaarheid van academische vacatures. Het zou juist een van de enorme attracties van het Mathematisch Centrum moeten kunnen zijn, dat in belangrijke opzichten de functies aldaar niet vergelijkbaar zijn met hun academische tegenpool. Het kan ook zo zijn, dat in Bakker's "academisch of vergelijkbaar" het woord "academisch" niet gebruikt wordt in de letterlijke zin van het "aan het hoger onderwijs verbonden", maar wat meer overdrachtelijk, als algemene aanduiding van een intellectueel klimaat. Moeten we de opmerking dan lezen als een verwijzing naar de riante arbeidsmarkt voor ervaren praktische informatici? Over die riante arbeidsmarkt wil ik dan graag nadere inlichtingen ontvangen! De oorzaken van de moeilijke vervulbaarheid moeten andere zijn en ik wil U dan ook met klem adviseren te trachten deze te achterhalen, omdat ik er ernstig rekening mee houd, dat in de laatste instantie de oorzaken binnenshuis gevonden zullen worden.
Nuenen, 8 april 1976 | prof. dr. Edsger W. Dijkstra |
PS. Ik kan de wijze van postaal vergaderen, als door onze commissie ad hoc gevolgd, een ieder van ganserharte aanbevelen.
EWD.